Orang-oetans en de palmolie-industrie
Nieuws
Orang-oetans zijn ongelooflijk bijzondere, maar ernstig bedreigde dieren. Hun welzijn en voortbestaan staat op het spel doordat enorme stukken van hun leefgebied worden gekapt voor de productie van palmolie. We nemen de industrie onder de loep.
In het tropisch regenwoud van de Indonesische en Maleisische eilanden Borneo en Sumatra slingeren hoog in de bomen grote dieren rond: orang-oetans. Ze hebben hier een prachtig leefgebied en zijn in de boomtoppen druk bezig met het bouwen van nesten of het eten van fruit, bladeren of insecten. Zoete mango’s en vijgen zijn favoriet. De orang-oetan is de grootste diersoort die zo hoog in de bomen leeft. Ze kunnen anderhalve meter groot worden en de volwassen mannetjes met hun iconische wangen wegen tot wel 140 kilo, drie keer zwaarder dan de vrouwtjes.
De orang-oetans gedijen goed in dit tropische klimaat. De dieren zijn intelligent en sterk: ze herkennen meer dan 200 verschillende soorten planten en kunnen zich optrekken aan één vinger. Slingerend van boom naar boom leggen ze elke dag lange afstanden door het regenwoud af. Hierdoor spelen ze een belangrijke rol in de verspreiding van zaden. Sommige plantensoorten kunnen zelfs niet zonder de orang-oetan. Maar de orang-oetan kan ook niet zonder sommige plantensoorten. Dat blijkt uit de oprukkende palmolie-industrie, die de dieren in hun voortbestaan bedreigt.
Palmolie, wat is dat?
Palmolie kennen wij niet als product, maar als ingrediënt in bijvoorbeeld margarine, pindakaas, koekjes en sauzen. De olie is afkomstig uit de oliepalm (Elaeis guineensis), die behoort tot de palmenfamilie. De boom is inheems in West-Afrika en groeit het beste in een tropisch klimaat met veel water. De olie wordt gemaakt van de vrucht van de palm, en driekwart van de wereldwijd geproduceerde palmolie wordt gebruikt voor voedsel. Ook komt de olie veel voor in schoonmaakmiddelen en biobrandstof.
Omdat de palm floreert in een tropisch klimaat, zijn Borneo en Sumatra de eilanden bij uitstek voor grote oliepalmplantages. Het grootste deel van de wereldwijde palmolie (85%) komt hier dan ook vandaan, en wordt geëxporteerd naar de EU, China, India, de VS, Japan en Pakistan. Grote delen regenwoud moeten plek maken voor de plantages, waardoor de industrie zorgt voor ontbossing en daarmee voor ernstig dierenleed en aantasting van de natuurlijke habitat van vele dieren en planten.
Bedreiging voor orang-oetans
De massale vernietiging van de regenwouden van Borneo en Sumatra is verwoestend en catastrofaal voor het voortbestaan van de orang-oetans. Het dierenleed is hartverscheurend. Terwijl grote stukken regenwoud worden gekapt en afgebrand, wordt er niet omgekeken naar de dieren die daarin wonen. Ze komen om in de vlammen, raken gewond doordat de bomen waarin zij leven omvallen of ze worden doodgeschoten als ze wanhopig en tevergeefs hun thuis proberen te verdedigen. Omdat het leefgebied van de dieren steeds kleiner wordt, lijden de dieren honger of komen ze in conflict met mensen, op zoek naar voedsel. Zo worden elk jaar 750 tot 1250 dieren wreed gedood om die reden; de conflicten houden vaak verband met de uitbreiding van palmplantages. De jonge orang-oetans blijven vaak verweesd achter.
Orang-oetans kunnen alleen overleven in uitgestrekte, natuurlijke stukken bos waar het hele jaar door voedsel beschikbaar is. Een krimpend regenwoud betekent dat delen van het leefgebied van de orang-oetan onbewoonbaar worden. Het aantal orang-oetans op Borneo is sinds 2000 al met 100.000 afgenomen: er zijn er slechts nog 75.000 tot 100.000 over. Ongeveer 10.000 van de overgebleven ernstig bedreigde Borneose orang-oetans zijn momenteel te vinden in gebieden die zijn toegewezen aan de palmolie-industrie.
Niet alleen de orang-oetan lijdt onder de palmolie-industrie. Ook de tijger heeft te maken met ernstig dierenleed en levert aan leefgebied in, net als allerlei andere dier- en plantensoorten die in het biodiversiteits-rijke regenwoud inheems zijn. Volgens de IUCN Rode Lijst van bedreigde diersoorten treft de palmolieproductie wereldwijd wel 193 bedreigde diersoorten. Er wordt zelfs geschat dat verdere uitbreiding van de plantages 54% van alle bedreigde zoogdieren en 64% van alle bedreigde vogels wereldwijd zou kunnen treffen. Er is maar een klein aantal diersoorten dat profiteert van de aanwezigheid van palmolieplantages, waaronder wilde zwijnen, knaagdieren en sommige slangen.
Geen alternatief
Stoppen dus met die palmolie, zou je denken. Maar dat is helaas te simpel. Ongeveer de helft van de mensen op de wereld vertrouwt op palmolie als onderdeel van hun voeding. In Afrika en Azië is het de meest voorkomende olie die voor voeding wordt gebruikt.
Ook het overstappen naar een andere oliesoort is lang niet altijd een verstandig idee. Dit kan juist leiden tot verder verlies aan biodiversiteit. De oliepalm produceert namelijk tot wel negen keer meer olie per oppervlakte-eenheid dan andere grote oliegewassen als soja, zonnebloem of koolzaad. Om dezelfde hoeveelheid olie uit deze gewassen te produceren, zou er nog véél meer ontbossing plaatsvinden. Misschien niet in het tropische regenwoud, maar wel in andere gebieden op de wereld. We zouden het probleem daarmee alleen maar verschuiven.
Wat kunnen we doen?
Kortom: we hebben palmolie gewoon nodig. Wel kunnen we anders met het gebruik en de productie van de olie omgaan. Om de impact op de biodiversiteit te verminderen, moeten we de vraag naar palmolie voor niet-voedingsdoeleinden terugdringen, zoals voor zeep of als brandstof. Gelukkig worden hiervoor steeds meer maatregelen genomen, hoewel dat nog veel te langzaam gaat. Zo heeft de EU het beleid ingesteld dat gebruik van palmolie voor biobrandstof aan banden gelegd moet worden. In de tanks van onze auto’s zit steeds minder palmolie, tot het (pas) in 2030 vrijwel is verdwenen.
Ook kunnen we diervriendelijker wassen. Marcel's Green Soap ontwikkelde daarvoor een palmolievrij wasmiddel. Goed voor je kleding, goed voor de natuur en goed voor de orang-oetan! Ook diervriendelijk wassen en een steentje bijdragen? Lees er meer over via onderstaande knop!